Feesten

Deze site is een tijdelijke oplossing om de preken van Marcel bereikbaar te maken. Klik op een link, om de desbetreffende preek te lezen. Sorry, de opmaak van de preken is nog lang niet in orde, en alle preken van Goede Vrijdag staan in het C jaar.
Indien u de preek op een klein scherm wil lezen, komt de preek niet naast, maar onder de reeks linken. U zal dus naar beneden moeten scrollen.

ALLERHEILIGEN 2011.

 Apocalyps 7: 2-4; 9-14.
Mt 5: 1-12a.

 Zusters en broeders,

I.            Over de mens gesproken: ge kunt eigenlijk niet zomaar zeggen dat de mens op het ogenblik geneigd is om zichzelf te overschatten. Dat zal ongetwijfeld ook wel voor komen, maar hedendaagse filosofen en kunstenaars doen dat over het algemeen zeker niet.

'We zijn maar mieren' zei Marnix Gijsen, in een interview, jaren geleden al. (1) En de Engelse auteur Desmond Morris werd wereldberoemd met zijn boek over de mens getiteld: 'De naakte aap'. Een journalist die onder de indruk was van de wreedheden in Ex-Joegoslavië, in Ruanda, Burundi en Somalië schreef een artikel over 'het beest in ons'. Een beetje cynisch heeft men wel eens opgemerkt dat de mens zich niet met het dier mag vergelijken. De dieren, zei men, hebben dat niet verdiend.

Het kennen en kunnen van de mens is indrukwekkend, en het neemt nog steeds toe. Maar uiteindelijk is de mens broos en kwetsbaar, en bij gelegenheid ontstellend wreed.

II.           Tegen de achtergrond van dit beeld van de mens vieren we vandaag het feest van Allerheiligen. Feest van mensen voor mensen. Het woord 'mens' wordt in de liturgie van vandaag geschreven in schoonschrift (kalligrafie).

Het negatieve in de mens wordt niet ontkend of weggewuifd. Er gebeurt in de liturgie van vandaag iets heel anders. De mens wordt hier gezien in een ander licht.

Ge merkt dat al aan dat onwennige woord 'heilig'. Dat woord kom je in het gewone leven nauwelijks tegen. Je zou er waarschijnlijk ook niet goed raad mee weten. En dat is niet verwonderlijk. 'Heilig' wordt niet op de eerste plaats gebruikt om iets over mensen en dingen te zeggen. Het woord hoort ergens anders thuis. Het wordt over een Ander gezegd. Heilig wordt op de eerste plaats voor God gebruikt. Ik denk zelfs in alle godsdiensten. In het Jodendom kreeg dit woord bovendien nog een speciaal accent. Uit eerbied voor God besloten de Joden op een bepaald moment zijn naam niet meer uit te spreken. Ze namen toen hun toevlucht tot een omschrijving om God aan te duiden. Ze gebruikten daarvoor het woord 'heilig'. Ze spraken nu over God als over 'de Heilige, geprezen zij zijn Naam'.

In de jonge christelijke gemeenschap werd dit woord ook op Jezus van Nazareth toegepast. Omdat hij volgens die jonge christenen de mens is die het meest op God, de Heilige,gelijkt. Jezus laat immers zien, in wat hij doet en in wat hij zegt, wie God is en hoe God is: de liefdevolle, de trouwe, de barmhartige Vader. Van die God is Jezus van Nazareth het beeld en de gelijkenis, zegt de schrijver van de brief aan de christenen van Filippi. (Filip. 2:5) En daarom wordt ook hij heilig genoemd. Dat wordt al over hem gezegd, nog voor hij is geboren. In zijn boodschap aan Maria spreekt de engel over haar kind als over het heilige, dat uit haar geboren zal worden. (Lucas 1 :35) En later, op een heel kritiek moment, zal één van zijn leerlingen dat ook van Jezus zeggen. Die leerlingen worden dan door Jezus voor de keuze gesteld terug naar huis gaan of verder met hem mee te trekken. En dan zegt Petrus tot hem: 'Gij zijt de heilige van God'. (Joh. 6:69) En hij blijft. Omdat hij in Jezus een spoor heeft gezien van de Eeuwige, van 'de Heilige, geprezen zij zijn Naam'.

Na Jezus van Nazareth wordt 'heilig' ook gezegd van hen die met Jezus van Nazareth zijn verbonden. Die naar hem toe zijn gedoopt, zeggen de Handelingen van de Apostelen (Hand. 8:16 : eis to onoma tou Kuriou Jèsou). Zijn aanhangers, zijn volgelingen, heilig worden ze genoemd. Allemaal. Of ze van dat navolgen nu veel terecht brengen of niet. Vanwege dat verband met hem, de Heilige, heten ze zo. Zo schrijft Paulus bijvoorbeeld een brief aan de heiligen die in Efese wonen (Efes. 1:1), en aan de heiligen in Filippi (Filip. 1:1).

III.          En weer een stap verder - en hier komen we nu bij Allerheiligen terecht - gaat de kerk het woord heilig vooral gebruiken om mensen aan te duiden in wier leven iets van Jezus van Nazareth zichtbaar is geworden. Iets van wat hij heeft bedoeld en van wat hij heeft geleefd. En die daardoor een beetje geworden zijn van wat Jezus zelf was: beeld en gelijkenis van de Heilige, geprezen zij zijn Naam. Ik heb hier jaar na jaar pater Struylaard horen zeggen dat ge die mensen niet al te ver moest zoeken, dat ze wel eens familie van u zouden kunnen zijn, uw vader of uw moeder zelfs misschien.

Het gaat hier niet over krachtpatsers en wonderdoeners, het gaat hier eigenlijk om een ander soort mensen. Laat ik u een voorbeeld geven.

Op 3 juni 1963 is paus Johannes XXIII gestorven. Hij heeft een lange doodsstrijd gekend, een doodsstrijd van vier dagen. De pijn en de beklemming zijn groot geweest. En u weet misschien dat zo'n overdosis van pijn en van benauwdheid de wereld van een mens sterk doet inkrimpen. Die wereld trekt dan samen tot zijn kamer, zijn bed, zijn temperatuur, zijn maagpijn. Bij Johannes XXIII zal het wel niet anders zijn geweest. Soms lag hij in coma, soms kwam hij daar weer uit. Zijn secretaris zat naast zijn bed. Die man is daar nauwelijks weg geweest. Op een bepaald moment dringt dat ook tot Johannes door. En hij zegt dan tot die man 'Jongen, als het allemaal voorbij is, moet ge eens een paar dagen naar uw moeder gaan'. En als Johannes voelt dat het niet lang meer zal duren, bidt hij voor de kinderen die op die dag geboren zullen worden. De man die van het leven afscheid neemt denkt aan de kinderen die het leven binnen gaan. In dat soort dingen stijgt Johannes boven zichzelf uit. Boven die steeds enger wordende wereld van zijn eigen pijn. En daarmee gaat hij gelijken op Jezus van Nazareth, die op een barbaarse wijze wordt doodgemarteld. Iemand kruisigen, daar is niet veel beschaafds aan. Maar hij brengt nog de kracht op om aan zijn beulen te denken. En om voor hen tot God om vergeving te bidden, want 'ze weten niet wat ze doen'. (Lucas 23:34) Of die zijn moeder daar ziet staan en denkend aan haar en hoe het nu met haar verder moet, haar aan zijn leerling Johannes toevertrouwt. (Joh. 19:26-27) Zo stijgt een mens soms boven zichzelf uit. Boven zijn eigen leed, boven zijn eigen lot. Dat zie je soms gebeuren. De liefde doet zulke dingen. Beeld en gelijkenis van de Heilige, geprezen zij zijn Naam. De mieren, denk ik, die kunnen dat niet. Dat een mens klein en onbeduidend is in dit eindeloze heelal, dat hij zijn macht zo vaak verkeerd gebruikt, dat hij zelf zo kwetsbaar is en van de andere kant bij gelegenheid soms ook zo onmenselijk wreed,- het valt niet te ontkennen.

Maar op het feest van Allerheiligen komt de mens te staan in een ander licht. Er wordt vandaag tot ons gezegd: het kan ook anders. De mens kan ook iets weerkaatsen van die Andere, van de Heilige. Er zijn er die dat hebben gedaan. Er zijn er in elke generatie geweest. Er staat zelfs in de eerste lezing van vandaag: er is niemand die ze tellen kan. Aan die mensen en aan die mogelijkheid denkend, heeft iemand ooit gezegd: 'J'ai eu le grand honneur d'être un homme': Ik had de grote eer een mens te zijn.

Ik wens u van harte mede namens het Kapelteam een bemoedigend feest van Allerheiligen.

Amen.

 

Marcel Heyndrikx SVD

 

(1)          Interview in 'Zie', 22 juni 1973, p. 42.

© Marcel Heyndrikx - Iedereen mag deze preken en teksten gebruiken mits ze vrij en gratis voor iedereen toegankelijk blijven.